Nieuws
Heb ik een Ex nodig?
12-09-2017
Inleiding
Als adviseurs op het gebied van explosieveiligheid krijgen wij vaak de vraag wanneer een onderdeel of zelfs een hele installatie ATEX gecertificeerd moet worden. Het doel van dit artikel is om aan te geven wat de wettelijke verplichtingen zijn ten aanzien van apparatuur voor installaties met stof- of gasexplosiegevaar.
De wet in een notendop
Als eigenaar van een installatie waar brandbare stoffen of gassen kunnen voorkomen, is het verplicht te voldoen aan ATEX153 (1999/92/EG). Deze wettekst stelt kortweg dat het explosierisico voor werknemers aanvaardbaar klein moet zijn.
De plaatsen waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen worden ingedeeld in zones. In de betreffende zones dienen apparaten gebruikt te worden overeenkomstig de categorieën van ATEX114 (2014/34/EU). Maar er is alleen sprake van een apparaat indien het een eigen, intrinsieke ontstekingsbron heeft én een autonome functie vervult. Ook beveiligingssystemen, bedoeld om de gevolgen van een explosie te beperken, dienen te voldoen aan ATEX114.
Afwijkingen zijn enkel toegestaan mits een degelijke onderbouwing. Apparaten in dienst voor 30 juni 2003 hoeven niet Ex uitgevoerd te zijn. In beide gevallen is het van groot belang dat de explosieveiligheid wordt aangetoond en gegarandeerd.
Inwendige zonering
De ATEX wetgeving geeft niet aan of het inwendige van een installatie moet gezoneerd worden. In de ATEX guidelines wordt vermeld dat inwendige zonering niet noodzakelijk is, op voorwaarde dat er een degelijke explosie risicoanalyse wordt uitgevoerd. Uit deze analyse moet o.a. blijken welke eisen er gesteld moeten worden aan apparatuur en of er beveiligingsmaatregelen nodig zijn. Apparaten die binnenin geplaatst worden moeten, als een explosief mengsel mogelijk is, wél aan ATEX114 voldoen!
Op deze algemene regel zijn een aantal uitzonderingen. Zo moet het apparaat wel aan ATEX114 voldoen als het door zijn ontwerp ook rondom een explosieve atmosfeer kan veroorzaken.
Installaties uit de praktijk
Een perslucht gereinigd filter is geen apparaat, het heeft immers geen eigen ontstekingsbron. Een eigen risicoanalyse is hier voldoende. Aangezien er bij elke persluchtreiniging wellicht een explosief stofmengsel ontstaat, dienen ontstekingsbronnen met hoge zekerheid vermeden te worden. Elektrostatische ontladingen, vonken of gloeiende deeltjes van buitenaf zijn vaak moeilijk uit te sluiten waardoor beveiliging meestal noodzakelijk is.
Een schroef transporteur voldoet wel aan de voorwaarden van een apparaat. Hier is inwendig zeker kans op explosieve stofmengsels. Indien het een goed afgesloten transporteur betreft mag er vanuit gegaan worden dat er geen interface is met de buitenzijde. In dat geval is ATEX114 niet aan de orde. De fabrikant of de gebruiker moet een risicoanalyse uitvoeren waaruit blijkt of het product in kwestie veilig getransporteerd kan worden.
Een pomp, te plaatsen in niet gezoneerd gebied, kan lekken en aldus toch een zone 2 veroorzaken in de omgeving. Uitwendig moet deze pomp dan Ex Cat. 3G zijn. Het is niet aan de fabrikant om deze zonering te bepalen, maar het is wel nuttig dat de fabrikant hier op voorhand rekening mee houdt.
In een houtzagerij zijn er lokaal zones 22 gedefinieerd omwille van stoflagen, die regelmatig worden verwijderd. In het gezoneerde gebied staan verscheidene houtbewerkingsmachines zoals een zaag- en freesmachine. Deze hebben ontegensprekelijk mechanische en elektrische ontstekingsbronnen. Een Ex uitvoering is hier niet aan de orde, door de nodige organisatorische maatregelen te treffen dient het explosierisico hier geëlimineerd te worden.
Conclusie
Voor de omgeving van installaties zijn Ex apparaten per definitie verplicht als ze in een zone gebruikt worden.
Procesmatig (inwendig) is het vooral van belang dat een goede risicoanalyse wordt uitgevoerd. Hieruit zal moeten blijken waar extra maatregelen nodig zijn, dit zijn bij voorkeur preventieve systemen maar in veel gevallen is beveiliging onvermijdelijk.